maandag 22 oktober 2018
Stoep
'Vieze kut!'
Overrompeld keek ik achter me, daar stond niemand. Ik keek weer naar hem. Zijn ogen spuugde vuur, zijn mond spuugde scheldwoorden.
'Uh heeft u het tegen mij?' vroeg ik, nog steeds verbouwereerd.
'Jazeker, klootzak!'
Wel leuk dat hij genderneutraal schold, want waarom zou ik niet ook een klootzak kunnen zijn? Toch waagde ik er nog een blik over mijn schouder aan, kijken of daar niet toch iemand anders stond waar deze scheldkanon voor bedoeld was.
'Nee ik bedoel jou hoor,' hij hapte naar adem.
'Vieze kut'.
Hij schuimbekte en klampte een vrouw met hoofddoek aan die langs kwam lopen.
'Ze is een vieze kut! Een klootzak!'
Ik kon de reactie van de vrouw niet zien. Ik had ondertussen wel oogcontact met meerdere automobilisten die stapvoets langsreden en wiens aandacht door de scheldende bejaarde getrokken was. Ik keek ze aan met een vertwijfelende blik. Ik wist het ook niet, echt niet. Ik wist niet eens of het was omdat ik over de stoep had gefietst of dat ik iets anders had misdaan in de ogen van de man.
Ik was alleszins blij dat ik mijn kinderen niet bij me had, je moeder zo uitgescholden horen worden, dat moet geen pretje zijn. De scheldpartij ging ondertussen onverminderd door. Hij had niet veel variatie in zijn scheldwoorden noch in de intensiteit waarmee hij ze mijn kant op vuurde.
En opeens kreeg ik heel erg de behoefte sorry tegen hem te zeggen. Sorry dat het leven van u zo'n vreselijke boze man heeft gemaakt. Of nee, zo crue kan het leven toch niet zijn, dat het van iemand zó een vreselijk grove en bittere scheldfabriek kan maken? Daar moet Meneer Alzheimer of een van zijn vrienden achter zitten.
Sorry meneer, sorry. Echt.
Ik fietste weg, op de straat.
maandag 2 juli 2018
Hoe Nick me weer veranderde in een bakvis
Want ook voor mij was het geen makkie, het omgekeerde gold namelijk net zo goed: de enige die mij écht begreep was een overleden aan heroine verslaafde zanger waar de halve wereld voor viel.
Ik zwijmelde weg bij zijn blauwe ogen die me vanuit alle hoeken in mijn kamer aankeken. Ik viel elke nacht in slaap terwijl hij slaapliedjes voor me zong. Het had niet veel gescheeld of ik had 'i love you kurt' op mijn voorhoofd getattoeerd. In tegenstelling tot vriendjes in die tijd, waren Kurt en ik 4ever, dus die tattoo durfde ik eigenlijk best wel aan.
Ik was door het concert op Lowlands voorbereid op wat ging komen maar werd net zo hard weer omver geblazen. Als een beest beet hij in mijn nekvel en slingerde me door de Ziggo Dome heen, opgezweept door de Bad Seeds die hun instrumenten demonisch aan gort speelden.
Vroeger had ik mijn idool graag helemaal voor mezelf gehouden, maar ouder en wijzer spreekt deze bakvis: ga hem zien als je kunt! Echt!Ik zal proberen niet de jaloerse echtgenote uit te hangen als je me vertelt hoe bovennatuurlijk de ervaring was.
Een ongelofelijk verhaal
Wat ze deze dag tegen hem gezegd heeft weet niemand. Maar haar woorden moeten hem geraakt hebben in zijn hart. Ze hebben ervoor gezorgd dat zijn ogen begonnen te trillen en vanaf dat moment was hij niet meer in het hier en nu. Misschien was het iets over zijn biologische vader, die tijdens de zwangerschap doodgeschoten was. Misschien sprak ze uit hoe veel meer ze voelde voor alle kinderen die na hem in haar schoot geboren waren. Misschien liet ze merken geen spijt te hebben dat ze haar eigen zoon niet zelf opvoedde. Of liet ze hem met een vileine opmerking nog eens voelen dat ze hem kwalijk nam dat hij zoveel ruzie tussen haar en haar huidige man had veroorzaakt, al was zij uiteraard degene geweest die er zo’n potje van had gemaakt tijdens haar zwangerschap.
Hij had haar niet geantwoord, haar niet meer aangekeken. Het enige wat hij kon doen was lopen. Hij wist niet waar hij heen liep, hij was niet degene die de route bepaalde. Zijn voeten beslisten. Niet almaar rechtdoor, maar ogenschijnlijk kriskras door het heuvelachtige landschap. Waren zijn ogen in staat geweest iets te zien, dan had hij dorpen gezien die hij nooit eerder gezien had. Dan had hij overal volstrekt onbekenden naar hem zien staren. Maar zijn zintuigen waren uitgeschakeld. Hij voelde de zon niet recht boven zijn hoofd branden, hij voelde geen honger, geen dorst. Hij hoorde zijn zware ademhaling niet, merkte niet dat zijn lijf en kleren doordrenkt waren geraakt van het zweet. Dat zijn vitale tienerlijf op begon te raken na al die stappen -honderden? duizenden? - kwam niet in zijn hoofd binnen. Niks kwam er binnen, want zijn hoofd was gevuld met…ja met wat eigenlijk? Met ruis? Kortsluiting? Totale leegte?
Het was al -of weer? - donker toen hij, zonder dat hij het door had in de hoofdstad was aangekomen. De dorpse straatjes en landschappen ertussen hadden plaats gemaakt voor een eindeloos doolhof van smalle steegjes, om elke hoek doemde weer een nieuwe bulk van aan elkaar gebouwde kamertjes op. Golfplaten daken, eeuwige waslijnen, bergen afval, rondrennende kinderen, fietsen volgeladen met allerlei verkoopwaar. Zou je er de weg niet kennen, dan zou je zeker verdwalen. Maar hij liep er, voor het eerst van zijn leven, uren rond, in het donker, zonder dat hij ook maar één steegje dubbel aan deed.
En toen ging het licht uit. Bam. Met zijn rug tegen de muur van een van de vele huisjes die in de sloppenwijken stond zakte hij naar beneden. Hij bleef zitten, hijgend, licht schokkend. Het duurde niet lang of drommen mensen hadden zich om hem heen verzameld. Kinderen die tot laat op straat rondzwierven, mannen die amper op hun benen konden staan door de lokale alcoholische versnaperingen. Ook de moeder des huizes van het huis waartegen hij in elkaar was gestort, kwam met haar vier volwassen inwonende dochters op het tumult voor hun huis af. Ze zagen eerst de massa mensen, en toen pas de jongen die in elkaar gedoken tegen hun veranda aan zat. De vrouw des huizes, grijs kroeshaar op haar hoofd, stuurde resoluut alle pottenkijkers weg. Dat maakte klaarblijkelijk indruk; de drommen mensen verdwenen net zo snel als dat ze gekomen waren. Toen knielde ze naast de jongen. Ze hief met haar oude handen zijn hoofd op van zijn knieën en keek hem indringend aan. Zijn blik was nog steeds niet in het hier en nu. Ze schrok niet van wat ze zag, hoe bizar het ook was.
‘Welkom thuis zoon,’ sprak ze zacht tegen hem. Met haar woorden leek ze hem in één keer terug te halen naar het hier en nu. Zijn hoofd schokte een laatste keer en toen zag hij haar ook. Ze herhaalde haar woorden.
‘Welkom thuis zoon.’
Ze stopte hem in een van de vele bedden die achter de gevel van het huisje schuilging.
Toen hij de ochtend erna wakker werd, stond zij weer naast haar bed. Achter haar stond een man verscholen. Hij keek de jongen met grote ogen aan van over de schouder van de vrouw.
‘Ik heb een zoon,’ sprak de man vol ongeloof een aantal keer na elkaar.
De jongen gaapte de man aan. Het was alsof hij in een spiegel keek. Ze waren beide te verbouwereerd om verdere toenadering te zoeken. Maar de vrouw danste in het rond, haar vuisten in de lucht. Daarna gaf ze haar kleinzoon een knuffel die uren leek te duren, en misschien duurde hij ook wel echt zo lang.
Er gingen maanden overeen voordat de jongen zijn moeder zover had gekregen het verhaal op te biechten. Maar uiteindelijk kwam de aap uit de mouw. De twee vaders die hij zijn leven lang had gekend -de doodgeschoten man en de man die zijn moeder sommeerde te kiezen tussen de babyzoon en hem- bleken alle twéé niet zijn biologische vader. Haar zwangerschap was niet begonnen in bed van haar toenmalige vriendje, maar tijdens een one night stand in een Guesthouse in een van de sloppenwijken van de hoofdstad. De overeenkomsten tussen vader en zoon waren zo ongekend groot dat er geen DNA-test nodig was om te bewijzen dat uit dit slippertje deze jongen was voortgekomen. En voor zijn moeder was er ook geen ontkennen meer aan; ze moest met de billen bloot en gaf toe dat het potje dat ze er tijdens die 9 maanden van gemaakt had, veel groter was dan ze voorheen aan haar zoon had verteld.
De band tussen moeder en zoon kwam nooit meer goed. Maar zijn nieuwe familie bleef hem overspoelen met vreugdedansen en eeuwige knuffels , omdat hun (klein)zoon die ene nacht op zo’n bizarre wijze bij zijn familie terecht was gekomen.
vrijdag 1 juni 2018
50 dingen om chagrijnig van te worden
Veel vrolijker dan een lijst met dingen waar ik chagrijnig van word, en toch had ik ook zin om die eens te maken. Goed te ontdekken dat ik er er veel langer over deed deze lijst bij elkaar te sprokkelen en dat ik daarom ook maar gestopt ben bij 50
- Een cassiére die -ondanks dat je haar er op wijst- de 35% Korting-sticker niet aanslaat en je naar de servicebalie stuurt als je er iets van zegt
- Twist-tampons die je met geen mogelijkheid open krijgt
- Mensen die gebakken lucht verkopen en daar ook nog carrière mee maken
- Websites waar belangrijke dingen verstopt zitten of niet goed werken
- Mijn fiets (rem blijft hangen (moet dus altijd even afstappen om hem los te krijgen als ik ook maar een beetje geremd heb)... zadel klapt de hele tijd omhoog en krijg hem niet meer van de derde versnelling af)
- Pijnboompitten die aanbranden terwijl je ernaast staat
- Eerste tekenen van migraine op een moment dat je eigenlijk even geen pijnstillers kunt nemen.
- Als iemand me heel enthousiast en amicaal aanspreekt en meteen laat blijken heel veel details van me te weten (Hoe was het vorige week afgelopen bij..) en ik het gezicht niet kan plaatsen
- Als mijn kinderen op zo'n pijnlijk moment hardop aan mij vragen 'mam: wie is dat??'
- Als ik eindelijk eens iemands gezicht wél herken op straat, enthousiast begroet en daarna besef dat het een bner was die ik helemaal niet persoonlijk ken...
- Als ik een serie hebt opgenomen ( teamnonetflix) en de laatste paar minuten missen
- Jeuk
- Als ik opeens besef dat ik allemaal steken heb laten vallen bij het organisatorisch draaiend houden van het gezin ( oh fuck had ik jullie daar al voor moeten opgeven? Huh is het morgen studiedag? Hoezo moeten jullie helemaal in het geel naar school vandaag?)
- Iets genaaid hebben met een flinke tricot-steek en er dan echter komen dat je het los moet tornen
- Rode vlekken in mijn nek terwijl ik niet eens heel veel stress heb ( of stress om heel stomme dingen, of gewoon stress die niemand anders iets aangaat )
- Google maps die pas de laatste seconde vóór je een afslag moet nemen zegt hoe veel langer of korter de alternatieve route is
- 9 van de 10 telefoontjes van de Garage als mijn auto door de APK moet
- Mensen die in hun marktplaats advertenties heel essentiële informatie zoals de maat niet vermelden of bijzonder slechte foto's plaatsen
- Haast hebben en kinderen hebben die niet vooruit te branden zijn
- Na 25 jaar (hoera, reden voor een groot bloederig feest!) ongesteldheid nog steeds verrast worden op de eerste dag of de ergste nacht
- Geen pedaalemmerzakjes in de pedaalemmer als je iets wil weggooien
- Met snoep overladen kinderen bij de vierdaagse, waardoor mijn kinderen alsnog een trauma oplopen terwijl ik wel al overstag ben en ze (gewoon een beetje) snoep geef.
- Problemen op werk die een jaar geleden al in precies dezelfde vorm langs gekomen zijn
- Een briefje in de brievenbus dat het pakket de volgende werkdag weer wordt aangeboden, terwijl ik al weet dat ik er dan ook niet ben
- Met tien man hengelen voor tickets voor een gewild concert/festival en dan allemaal misgrijpen omdat een stelletje malafide sukkels ertussen zit om het lekker voor twee keer zoveel door te verkopen
- Kinderen die huilen en jengelen omdat ze hun zin niet krijgen
- Collega's die al in februari vakanties voor de zomer gaan aanvragen terwijl ik werkelijk nog geen flauw idee heb wat ik wil doen, met wie laat staan wanneer
- Lunchbuffet op werk dat bijna leeg is als ik ga lunchen
- Het moment vijf minuten nadat ik bedacht dat het een goed idee was om even snel droog mijn benen te scheren
- als je opeens in een periode terecht blijkt te zijn gekomen waarin alle apparaten het in je huis stuk voor stuk begeven
- drie dagen regen als je een kampeerweekend hebt gepland
- überhaubt drie dagen regen
- een platte band
- als ik een supergoed idee heb of een heel goed argument, maar mensen niet naar me willen luisteren
- onzeker zijn en daardoor dingen niet doen die je eigenlijk wel graag zou willen doen
- hoge rekeningen die ik niet zag aankomen
- een avocado die heel draderig of helemaal zwart blijkt als je hem open snijdt
- een kater van helemaal niet zo'n heel wilde avond
- mensen die eerst heel hard roepen dat ze het ergens niet mee eens zijn, maar als puntje bij paaltje komt hun mond houden en ja en amen knikken
- dingen met instanties die niet kloppen en waar ik achteraan moet gaan, en waar ik al van weet dat ik dat op een gegeven moment toch weer vergeet
- Als ik mijn stinkende best doe om alles rond te krijgen voor iets, of om ergens op tijd aan te komen en als dat door externe oorzaken dan toch helemaal de mist in loopt
- Technische klusjes waar ik vol goede moed aan begin maar na ongeveer 4 seconde al besef dat ik daar veel te onhandig en vooral ook ongeduldig voor ben
- Mensen die elke keer voordat ze wegrijden eerst hun motor veel te lang stationair laten lopen
- bozer op mijn kinderen worden dan eigenlijk nodig was
- mensen die duwen op de linkerbaan terwijl je >130 rijdt
- gladheid en het gevoel dat je hebt als je bijna valt met je fiets
- nadenken over gemiste kansen
- poep aan je schoen
- mensen die arrogant zijn terwijl de grootte van hun talent daar geen enkele aanleiding toe geeft.
- een stukje schrijven en niet kunnen kiezen tussen 'je' en 'ik' en daarom maar uitkomen op een chaotisch mengelmoesje dat geen schoonheidsprijs verdient
Edit: bonus aanvullingen:
51. mensen die echt uren over voetbal kunnen praten en dat ook doen
52. Heleen van Rooyen
53. Victoria Koblenko
54. Halina Reijn
55. Trage mensen
donderdag 24 mei 2018
3 x lunch
1.
Het was me tot nu toe gelukt haar de hele lunch niet aan te kijken. Ik wist te weinig van de technieken van de AIVD, dat irriteerde me. Waarom had ik me niet beter ingelezen? Nu hadden ze iemand gestuurd en moest ik ter plekke bedenken waar ik op moest letten. Ze was vast goed getraind, dat leek me een zekerheid. Lichaamstaal, dat leek me nou typisch zoiets waar ze op zouden oefenen. Zorgen dat ze mijn blik niet kon vangen en lezen, dat was het eerste waar ik bedacht op moest zijn. Ik schoof zonder op te kijken haar drinken haar kant op. Alles wat ik zei zou natuurlijk tegen me gebruikt kunnen worden, dus het volgende wat me te doen stond was zwijgen. Een gezellige lunch zou het niet worden. Maar het was nu zaak scherp te blijven.
Ze hoestte. Niet intrappen. Niet opkijken. Helder blijven denken. Ik kon eigenlijk niks anders bedenken dan wegrennen, weg uit mijn huis, weg van haar. Maar hoeveel mensen zouden er niet voor de deur staan, op de galerij van mijn flat? Ze werd natuurlijk gedekt. Werden we gemonitord? Mijn blik schoot langs haar, mijn kamer door. De hoeken waren leeg. Ik scande de rest van mijn kamer af. Mijn oog viel op het bevestigingsplaatje van de lamp boven de tafel. Er zat opeens een opvallende knop in het midden. Dat zou er één kunnen zijn. Of misschien wel meerdere. Werkte de AIVD al met 360-graden-camera's? Verdomme, wat was ik slecht op de hoogte.
Het was nou niet bepaald zo dat dit als een donderslag bij heldere hemel kwam. Ik had al weken het gevoel dat het eraan zat te komen. Hoewel ik niet precies snapte wat ze van me wilden, kreeg ik steeds vaker het vermoeden dat ik in het vizier was. Ogen, overal ogen die op me gericht waren en weg schoten zodra ik terugkeek. En toch had ik niet de moeite genomen uit te zoeken hoe ze te werk gaan, wat ik moest doen om me te wapenen als ze echt opeens voor mijn deur stonden. Hoorde ik haar nu zingen? Ja het leek wel of ze zong! Mijn hoofd ratelde. Ik kon een paar betekenissen bedenken.
1. Zingen was een teken voor de mensen die ons monitoren dat ze moesten ingrijpen
2. Het was een afleidingsmanoeuvre; ze probeerde me uit de tent te lokken.
3. De woorden die ze zong waren een code. Maar voor wie? Voor mij? Hoe moest ik het ontcijferen?
Ik was pas op punt 3 gekomen toen ze alweer gestopt was met zingen. Ik had de woorden niet opgeslagen dus ik kon niks ontcijferen. Ik begon me steeds wanhopiger te voelen; dit was misschien de enige kans geweest om hieraan te ontsnappen en ik had hem gewoon gemist! Mijn knie trilde onophoudelijk. Dat moest ik stoppen, want dat zou haar zeker opvallen. Nervositeit is verdacht, dat snapte ik ook wel. Ik kon mijn been niet stoppen. Ik zat in de val. Moest ik me overgeven? Het zou niet lang duren of ze zouden me ontmaskeren. Het woei door mijn hoofd wat me boven het hoofd hing. Urenlange ondervragingen? Eenzame opsluiting? Isoleercel? Levenslang? Zouden ze mijn familie ook ondervragen?
Ik werd uit mijn gedachtegang gehaald door haar stem.
'Tante Nie-hien, ik heb een snot-te-bel.'
2.
Het was me tot nu toe gelukt haar de hele lunch niet aan te kijken. Ik had haar boterham in 16 gelijke vierkantjes gesneden en het bord blindelings over de tafel geschoven. Mijn blik week geen moment van mijn vork toen ik mijn boterham op at. Alleen toen ze het opeens nodig vond om met haar wangen volgepropt Ik zag twee beren te zingen, was ik genoodzaakt mijn blik te verzetten.
Ik concentreerde me op de vensterbank. Dat hielp. Ik had de vensterbank vanochtend twee keer schoongemaakt. Normaal doe ik dat maar 1 keer in de ochtend en dan om 5 uur nog eens. Maar toen ik zag dat het nog minder dan een uur zou duren voor mijn zus met mijn nichtje voor de deur zou staan, merkte ik dat mijn adem veel te hoog zat. Op mijn handen zaten rode vlekken. Ik heb de vensterbank nog eens afgenomen, uiteraard eerst met het wondersponsje, toen met een doekje met azijn en daarna nog met een Dettol -doekje. Dat hielp. Mijn handen zaten niet meer onder de vlekken toen ik uiteindelijk om 11 uur de deur opendeed. En nu had ik iets om mijn blik op te richten. De vensterbank glom. Veel meer dan normaal. Toch het overwegen waard om het ook op de lijst te zetten voor het rondje van 13 uur. Ik volgde met mijn ogen de strakke lijn van de vensterbank, van links naar rechts, weer terug van rechts naar links. Ik hoorde de twee beren bijna niet meer. Ik was blij dat er niks meer op de vensterbank staat. Ooit had ik er twee lege vazen op staan, maar die ontbraken de lijn altijd waardoor het me minder rust gaf. En ze waren een kriem om stofvrij te houden.
'Tante Nie-hien, ik heb een snot-te-bel’. Haar kinderstem trekt me ruw uit mijn zeepbubbel. Een snottebel, het woord klettert door mijn hoofd, spattend tegen de opgeruimde wanden van mijn gedachten. Mijn ogen schieten naar de tafel. Er hebben nog nooit zoveel kruimels op mijn tafel gelegen. Chaos. Maar ik ontwaar tussen de vuiligheid geen sporen van het S-woord. Dat stelt onverwachts gerust. Ik durf het aan haar aan te kijken om te kijken wat me te doen staat. Of nou ja, eerst even naar de keuken. Het water streelt mijn vingers, het glijdt tussen de groeven van mijn handen. Ik sluit mijn ogen. Terwijl de Dettol tussen mijn handpalmen in gemasseerd wordt, vergeet ik even wat voor hel mij staat te wachten in de eetkamer. Ik haal diep adem, de geur van schoon water, van ammoniak, van bleek.
Ik concentreer me weer op de vensterbank als ik met vijf doekjes in mijn hand de hel benader. Ik had haar een zachtere behandeling gegund, maar ik kan niet anders. Zonder te kijken schuur ik over haar gezicht. Ik had gehoopt niks te voelen door de stapel doekjes heen, maar ik voel het glijden en ik voel het stokken. Ik doe mijn ogen dicht en mijn hoofd maakt beeld bij wat mijn vingers waarnemen. Het S-woord is overal, in tig verschillende hoedanigheden, structuren en groen- en bruintinten. Ik ruik de Dettol niet meer, het heeft plaats gemaakt voor een misselijkmakende walm die zich behoorlijk brutaal aan me opdringt. Er is geen ontkomen aan. Ik blijf boenen. Net zo lang tot het groen voor mijn ogen verandert in zwart. In de verte hoor ik het gehuil van een kind.
3.
Het was me tot nu toe gelukt haar de hele lunch niet aan te kijken. Je zou misschien denken dat langdurig naar iemand kijken de oplossing zou bieden. Maar niks is minder waar, wist ik inmiddels. Hoe meer ik tot in de kleinste details iemands gezicht in me op nam, elke huidcel probeerde te scannen, hoe groter de frustratie dat ik in mijn hoofd telkens nul op het rekest kreeg.
Ik hoorde haar hoesten terwijl ik zelf mijn boterham in stukken sneed. Hoe lang zou ik hier al met dit meisje zitten? Ik keek naar de klok. Ik raakte verstrikt in de wijzers. Ze leken ook zoveel op elkaar en ik kwam er niet meer uit welke kant van de wijzer ik nou op moest kijken om af te lezen hoe laat het was. Na een tijdje zag ik toch dat de ene wat groter was dan de ander. Die zou wel het belangrijkste zijn, dus in concentreerde me daarop. Hij wreef met één uiteinde vlak voor de vijf. Dan zal het wel vijf uur zijn. Of vijf minuten. Kon het vijf minuten zijn? Ik mompelde het zachtjes om te horen hoe het klonk. 'Het is vijf minuten. Het is vijf uur. Het is vijf jaar.' Nee, jaren stonden volgens mij niet op de klok.
Ik keek terug naar mijn bord. Mijn oog viel op een klein vierkant briefje dat op tafel lag. Ik pakte het op, voelde het papier, de vingers van mijn linkerhand verfrommelde het tot het helemaal in mijn handpalm paste. Ik streek het weer glad. Ik zag het meisje naar mijn bewegende handen kijken. Zou ze mijn handen vaak gezien hebben?
Mijn tafelgenootje begon te neuriën. De woorden kwamen zo mijn hoofd in dwarrelen. Dus we zongen samen over twee beren. Over broodjes en wonderen. Voor even maakte het me niet uit dat ik niet wist wie ze was. We kenden alle twee dezelfde woorden en dezelfde melodie en voor nu was dat heel even genoeg.
Toen de woorden op waren, viel mijn oog weer op het blaadje. De kreukels waren er niet helemaal uit gegaan. Ik zag opeens dat er een woord op stond. Had dat er de hele tijd al opgestaan? Het waren letters zoals ik vroeger op school schreef. Het was de P en de L en de E en de U en de N. Ik volgde de lijnen op het papier met mijn vinger. Het begon toch weer te knagen. Ik zou zo graag kunnen plaatsen wie ze was. Ik nam een slok van mijn thee en verbrandde mijn mond bijna. 'Tante Nie-hien, ik heb een snot-te-bel.' Ik keek op, met een warm gevoel nam ik haar gezicht in me op. Ik glimlachte en bleef haar zo een tijd aankijken. Wat was ze mooi. En ze noemde me tante!
donderdag 29 maart 2018
Opvoeding
Mijn oma moet iets gemerkt hebben, maar de lieve schat repte er met geen woord over. We speelden Rummikub zoals we dat zo vaak deden, alleen was ik dit keer niet in staat haar te imponeren met ingewikkelde hussel-zetten. Misschien moest ze me zelfs af en toe erop attenderen dat ik aan de beurt was. Mijn blik stond strak op haar raam, van waaruit ik precies zicht had op mijn eigen huis. Als ik over haar schuur heen keek, zag ik achter de gaard, die het pad vormde tussen haar huis en het onze, het rode dak opdoemen. Het dak met haar rode dakpannen had nog nooit zo heel en onaangeroerd uitgezien als vandaag. Had ik het dak überhaupt ooit wel eens echt in mij opgenomen? Vast niet. Zolang het beeld zo straks bleef als het nu was; de pannen netjes op een rij, geen onverwachte gaten, was er niks aan de hand. Maar ik was er geenszins gerust op. Ik had mezelf vreselijk in de nesten gewerkt, en naarmate de tijd verstreek, voelde ik dat het moment dat alles in elkaar zou storten onvermijdelijk dichterbij kwam.
Hoe toevallig was het geweest dat ik precies tegelijk met mijn vader de dag ervoor de telefoon had opgenomen, hij in de woonkamer, ik in de keuken. Ik had na mijn vaders stem de naam van de beller gehoord en in blinde paniek had ik de hoorn op de haak gelegd, was de deur uit geslopen en gaan rennen. Het was een warme zomerdag dus eigenlijk veel te warm om te rennen, en rennen was sowieso al niet mijn ding, maar ik kon niet anders. Heuvel op heuvel af, het bos in, bos uit, dorp in, dorp uit, door de hoge maisvelden. Wat had ik er een vreselijke ellende van gemaakt. Hijgend zocht ik tevergeefs naar oplossingen. Ik zou hangen. Ik had geen idee hoe mijn vaders gezicht eruitziet als hij woest is. Maar daar zou ik snel genoeg achter komen.
Ik had een halve marathon in mijn benen en duizend zorgen en nul oplossingen in mijn hoofd toen ik mijn straat weer in kwam. Het rennen had plaats gemaakt voor een vertwijfelend loopje. Twee stappen vooruit, eentje achteruit. De zomerzon gaf inmiddels een warme gloed vanuit een veel lagere positie dan toen ik de deur zachtjes achter me dicht had getrokken. Ik kon niet eeuwig weg blijven rennen natuurlijk. Ik was uitgeput, had dorst en honger, en besloot dat ik er klaar voor was de uitbarsting van mijn vader over me heen te laten komen.
Hij stond aan het aanrecht koffie te maken toen ik binnen kwam. Hij draaide zich om, rustig en ontspannen. Zijn lichaam straalde op geen enkele manier boosheid uit.
"Hey Eef, er belde iemand van een dakramenbedrijf. Je had een dakkapel besteld?" Hij wachtte mijn antwoord niet af.
"Morgenmiddag komen ze hem plaatsen." Hij klonk niet boos, niet sarcastisch, niet grappig. Het was enkel een mededeling die hij overbracht. Hij draaide zich weer om naar zijn percolator. Ik bleef verbijsterd staan.
En nu was het dus morgenmiddag. Ik was de enige die thuis was vandaag. Of nou ja thuis; ik zat dus ondergedoken bij mijn oma. Met bibberende handen legde ik de rummikubstenen op de tafel, terwijl ik het dak geen moment uit het oog verloor. Ik kon me met geen mogelijkheid meer voorstellen wat nou de lol was geweest. Het was een kleine obsessie geworden. Zodra de Kampioen binnen kwam, scheurde ik er alle bonnen uit waar een Antwoordnummer op stond. Het idee dat ik gewoon iets kon versturen zonder postzegel gaf een bepaald gevoel van macht. Het maakte me niet uit waar de bon over ging; een zilveren munten set met afbeeldingen van Willem I, een traplift, senioren fauteuils, gegraveerde pennen, dakkapellen.... Ik vulde op mijn kamertje alle bonnen met mijn netste handschrift in, vulde mijn schoudertas ermee en waande me een echte postbode als ik ze daarna in de felrode brievenbus deponeerde. Ik denk niet dat ik ooit een seconde heb nagedacht over wat ik nou eigenlijk precies op de post deed, welke bestellingen ik met mijn kinderlijke handtekening plaatste. Tot dit moment, ik voelde in al mijn vezels wat ik had gedaan. Ik had een dakkapel besteld en het kon niet lang meer duren of het dak van het prachtige sprookjeshuisje waar ik woonde zou bruut worden gemolesteerd door een stelletje robuuste werkmannen met stormrammen en enorme drilboren in hun grote werkershanden. Het was wachten op de explosie die plaats zou vinden. Ik zag het precies voor me hoe opeens dat mooie dak van binnenuit opengebroken zou worden, de dakpannen zouden in het rondvliegen, ze zouden kletterend terecht komen op het eronder gelegen terras. Als ze niet uitkeken zouden ze de beeldhouwwerken die daar stonden ook nog meenemen in hun destructieve val.
Mijn zwetende handjes konden de Rummikub-stenen amper meer vasthouden. Ik paste de ene beurt na de andere. En zo kroop de dag voorbij. Ik liet me het ene potje na het andere inmaken door mijn oma, terwijl de angst voor wat ging komen heel voorzichtig plaats maakte voor iets wat op hoop leek. Mijn oma had inmiddels de aardappelen al geschild, de bonen al gedopt en nog steeds was het dak heel. Het zou toch niet waar wezen dat ik op miraculeuze wijze de dans zou ontspringen? Met een heel voorzichtig huppeltje in mijn pas liep ik uiteindelijk rond etenstijd over het tuinpad terug naar huis, vol ongeloof uitkijkend op een prachtig gaaf onaangeroerd dak.
Mijn vader stond achter het aanrecht, hij maakte fluitend rijst met linzen klaar.
zondag 25 februari 2018
The morning after
Het was dat haar wereld nog zo klein was, haar referentiekader nog zo beperkt, anders had ze zich vast en zeker in een apocalyptische scene gewaand. Ik probeerde haar gezicht te lezen. Waar waande ze zich wel in? Ik zag geen angst, geen verbazing, geen verdriet. Ik denk dat haar scala aan emoties nog niet uitgerust was met een emotie die paste bij het gadeslaan van de plek waar ze nu totaal onverwachts in gestapt was, zo rechtstreeks vanuit haar droom over eenhoorns of turn-medailles. Ze stond daar maar, totaal onbeweeglijk, terwijl de papieren die op tafel hadden gelegen en met magneten op de koelkast hadden gehangen door de lucht bleven fladderen. Ik volgde haar blik, keek ze naar de plek waar gisteren nog de enorme boekenkast stond? Het leek er niet op dat ze registreerde dat de planken overladen met kinderboeken plaats gemaakt hadden voor enkel een zwarte vlek op de muur. Ook leek het niet dat het bij haar binnenkwam dat ik inmiddels vlak bij haar stond. Wat moet er in dat kleine hoofdje van haar omgegaan zijn? Wat moeten haar hersenen hebben gemaakt van dit bizarre tafereel? Ze had een lege woonkamer aangetroffen, haar moeder nergens te bekennen. De deuren wagenwijd open terwijl de dag zijn intrede nog niet gedaan. De storm die het huis over had genomen. De geur van een kachel die ze niet hadden. En die blaadjes, die rondvliegende blaadjes.
Schrijf íéts - ook al is het niet af....- terwijl je midden tussen de verhuisdozen en behangselplak zit.
Dit was voorlopig de laatste opdracht ihkv de cursus. Ik blijf schrijven - ook nog in een soort schrijfgroepje-verband- en hier posten voor de geïnteresseerden. Leuk dat jullie meelazen!
Fantasie
'Ja, ik ga het gewoon doen!' Hij sprak zichzelf bemoedigend toe terwijl hij met zijn vuist met niet al te indrukwekkende kracht op zijn bureau sloeg. Hij moest beslagen ten ijs komen, besloot hij onmiddellijk. Hij zocht op zijn telefoon of hij plaatjes kon vinden van een Dashja, maar googelen op z'n Russisch viel hem nog niet mee. Was het woord wel Dashja? Het was iets met een D en een A in ieder geval. Het gesprek was ook alweer te lang geleden om de precieze details naar boven te kunnen toveren.
Hij trok een kladblok uit zijn bureaula. Hij kraste met een balpen op het papier, het duurde even voor er inkt uit vloeide. Creativiteit was niet echt zijn ding, maar hij zette toch met wat onzekere pennenstreken wat lijnen op papier die de muren van de ruimte moesten voorstellen. Hij bekeek de schets en probeerde te fantaseren waar hij zou hebben kunnen staan. Hij was niet de eigenaar van een echt fantasievol brein. Hij was nooit een jongen geweest die hele werelden bij elkaar verzon, fantasievriendjes had ie niet, rollenspellen speelde hij zelden. Zijn fantasieën beperkten zich eigenlijk tot de droom rijk en baas te worden, maakte niet uit waarvan.
Het was dus een hele opgave zich de ruimte en de bijeenkomst voor te stellen. Hij wierp schichtig een blik op het raam om te zien of niemand zijn kantoor in keek en kneep toen een beetje gegeneerd zijn ogen dicht. Matroesjka’s dartelden langs, flessen wodka en Poetin met ontbloot torso op zijn paard.
Whatsapp piepte. Mark, of ie tijd had vandaag voor een lunch-overleg. Goed plan, maar hij wilde dit eerst rond hebben in zijn hoofd. Terug naar de Dashja, of hoe het ook heette. Het was er vast stervenskoud geweest, zo ging dat in Rusland. En waar zou zo’n ruimte naar ruiken? Hij kwam niet veel verder dan de geur van heel veel Russen met een enorme kegel van het feest van de avond ervoor. Of de geur van een veel te hoog opgestookte verwarming die voor het eerst aan was gezet na de zomer.
Geklop op de deur, de interne post werd op de hoek van zijn bureau gelegd. Hij staakte dat rare gefantaseer, dat was toch veel te mal voor hem. Ach, niemand zou zich concentreren op de feiten over de ruimte als ze zijn scoop zouden horen. Als zijn verhaal maar consistent was. Een gordijn achterin de ruimte waar hij half achter heeft gestaan, zodat niet iedereen hem hoeft te hebben gezien en klaar was Kees. Hij krabbelde het vrijwel onleesbaar op het vel papier.
Nu was het zaak te reproduceren wat de woorden van zijn voormalige compagnon nou precies waren geweest. Hem bellen zou het makkelijkste zijn, maar uiteraard een absolute no-go. Hoe was het nou ook alweer? Hij had na de opmerkingen over Groot Rusland nog iets gezegd over Kazachstan. Het was geen recht-toe-recht-aan opmerking, maar hoe zei ie het nou wel? Hij kraste op zijn vel papier. Verdomme, door het papier heen.
Hij wierp een blik op de tijd op zijn telefoon, Mark zou hier over 10 minuten binnenvallen. Daarna stonden er de hele dag vergaderingen gepland, dus het moest nu-nu. Hij had bijna geen tijd voor morele overwegingen. Éven schoot het door zijn hoofd dat het natuurlijk niet helemaal in lijn was met hoe zijn moeder hem had opgevoed. Maar hé, hij kon deze scoop niet voor zich houden én het was dé manier om zijn buitenland-kansen wat te vergroten. Win-win. En laten we eerlijk zijn; het had gekund dat hij voor de bijeenkomst was uitgenodigd. In theorie. Best wel. Het was zelfs gek geweest dat híj niet was uitgenodigd toen. Hij kon zich zijn teleurstelling toen dat reisje aan zijn neus voorbijging nog helder voor de geest halen, ook al was het al tien jaar geleden. Het was onlogisch geweest, of eigenlijk vooral oneerlijk ook.
Ja dit was een goed plan. Eigenlijk een uitstekend plan. En zolang de scheids niet keek…
De deur van zijn kantoor zwaaide open. Mark sloeg hem breed lachend op zijn schouder.
‘Ook midden in de voorbereidingen voor morgen?’ klonk het terwijl hij hem een blik op zijn kladblok zag werpen.
‘Ah ja,’ stamelde hij, terwijl hij zo onopvallend mogelijk met zijn onderarm het papier afdekte. Geluk bij een ongeluk dat hij zo belabberd kon tekenen, ratelde het door zijn hoofd. Het kon niet zijn dat Mark hierin iets herkend had. It giet oan! schoot het enigszins triomfantelijk door zijn hoofd. Morgen zou een onvergetelijk congres worden.
Opdracht cursus creatief schrijven: schrijf íéts terwijl je midden tussen de verhuisdozen en behangselplak zit.