Non Fictie/Fictie

donderdag 29 oktober 2020

Vleermuis

   ‘Ma-ha-am, Mufassa heeft een vleermuis gevangen!’
Nano’s stem echode door het trapgat. Ik stond meteen aan. Werk aan de winkel. Ik plantte mijn voeten in een stevige spreidstand op de bovenste trede van de trap. Mijn tot vuisten gebalde handen parkeerde ik kordaat in mijn zij nadat ik mijn Supermom-cape met een ferme zwier over mijn schouders had gezwaaid.  
   ‘Leeft ie nog?’
Wat een domper. Mijn stem klonk niet kordaat, niet als van een held. Hij piepte en kraakte en er zat een trilling in.
   ‘Ja!’ klonk het kort maar krachtig.
Ik had graag nee willen horen. Voor de dood ben ik niet bang, ik heb er zelfs een diploma voor. Maar een beest dat ternauwernood de klauwen van onze bloeddorstige rode kater overleefd heeft, dat vind ik een stuk ingewikkelder.
   ‘Ik kom eraan’ klonk mijn stem schor.
Ik deed voorzichtig wat stapjes naar beneden toen Nano me al tegemoet kwam snellen.
   ‘Hij fladdert als een gek door de kamer!’
Ik wierp van bovenaan de trap een blik in de woonkamer en zag meteen in moordtempo iets zwarts door mijn beeld schieten. En nog eens, en nog eens. Ik dook als vanzelf een beetje ineen. Nano stond pal voor me. Wat was hij groot. Zijn rug zag er heel aantrekkelijk uit om achter te schuilen. Ik hoefde niet eens te bukken om helemaal door zijn lijf gedekt te worden tegen het kwaad dat door onze kamer schoot.
   ‘En nu?’ Hoewel hij vroeg om advies, klonk zijn stem zelfverzekerd, zoals de man des huizes zou spreken in een noodgeval als deze. Ik wilde uiteraard dapper antwoorden wat de volgende stap was van ons rampenplan, maar ik schrok me dood toen de vleermuis ineens ongecontroleerd vlakbij de trap voorbij kwam razen. Ik kon er niks aan doen dat ik, terwijl ik me vasthield aan de mouwen van mijn zoons shirt, weer een stuk naar beneden dook.
Als een bang musje piepte ik naar boven dat we ramen en deuren moesten openzetten zodat de vleermuis zijn weg naar buiten zou kunnen vinden.
   ‘Wé?’ vroeg mijn zoon, terwijl hij met minachting over zijn rechterschouder keek, naar het hoopje moeder dat zich bevend als een rietje schuil hield achter zijn puberlijf.
Ik kuchte in mijn ellenboog en mompelde tegelijkertijd iets wat op of jij leek.
Terwijl mijn zoon de woonkamer instapte, elke paar seconden bukkend om het ongeleide projectiel te ontwijken, zette  ik wat voorzichtige stappen achterwaarts de trap weer verder op. Toen ik dacht dat ik mijn dieptepunt in heldhaftigheid wel bereikt had, vloog het beest ineens weer vlak langs de trap waardoor ik per abuis een hoge gil slaakte. Mijn zoon keek met gefronste wenkbrauwen naar me om, terwijl hij inmiddels bijna op de automatische piloot naar beneden dook om de vleermuis weer te ontwijken.
   ‘De ramen en deuren staan open’ klonk het, en ik voelde hoe hij me van top tot teen bekeek. Ik, de supermoeder, die bovenaan de trap ineengedoken zat, met mijn onderarm mijn gezicht afschermend.
Hij keek vanaf een afstandje hoe de vleermuis de weg naar buiten weer vond. En daarna keek hij nog een keer op naar mij,  terwijl ik vechtend met de cape die van mijn schouders was afgezakt afdroop naar mijn kamer.
Ik zag hem nog net zijn hoofd schudden toen ik de deur van mijn kamer stilletjes achter me dicht deed.