Non Fictie/Fictie

dinsdag 10 maart 2009

Een mama op de boda boda

Het was voor het laatst in 2005 dat ik op een boda boda (brommertaxi) had gezeten, de reden valt te lezen in mijn blog van vorig jaar over het verkeer in Oeganda.
Gisteren ging ik even alleen op pad, zonder zoon. Ik merkte een kleine twinkeling in mijn ogen toen ik bedacht dat dat betekende dat ik weer eens op de boda boda zou kunnen rijden. Ik liep opgewekt richting een boda-boda verzamelplek (in dorpen vaak te herkennen aan een grote boom waaraan een aantal jassen hangen van de boda-boda-jongens – ik moest het in Kampala helaas doen met een lantaarnpaal). Ik werd gewoon vrolijk van het aanspreken van de jongens, van het onderhandelen over de prijs, en zelfs van het daarna alsnog veel te veel betalen.Ik klom achterop, benen netjes aan een kant en genoot van hoe we door het verkeer door suisden, hoe het heerlijke vier-uur-zonnetje de stad verlichtte, hoe we langs massa’s mensen reden en hoe massa’s mensen langs ons reden.
En ik besef dat ik sinds ik moeder ben ontzettend kan genieten van dat soort kleine dingen die ik over het algemeen niet meer kan doen met een kind.
Ik moest ook weer terug. In het donker. Hoewel ik met een vriend besloten had alleen een boda boda te nemen met goede verlichting, beland ik tijdens het onderhandelen alsnog op een boda boda zonder achterverlichting. We zijn nog geen vijf minuten op weg, als er per ongeluk een gedachte in mijn hoofd opkomt. 1 seconde maar, maar het is al te laat. ‘als me nu iets overkomt, zie ik nano nooit opgroeien’. Wat een zinloze gedachte, maar het kwaad is al geschied. Ik zie om me heen dat we de stad uitrijden, we komen in steeds desolatere gebieden, tankstations, sloophopen. Ik zie namen van wijken en probeer me te herinneren of het klopt met de route die leidt naar mijn bestemming. Ik herken niets, niet heel gek aangezien ik dit deel van Kampala ook niet echt ken. Maar het maakt me toch steeds ongeruster. Heeft deze boda-boda-jongen niet een heel ander plan dan mij afzetten op het taxipark in Natete? Ik heb een hekel aan angst, maar voordat ik het weet probeer ik me te herinneren welke martelmethodes een dag eerder tijdens een gesprek met mijn reisgenoten ter sprake zijn gekomen. Zou ik hem met mijn duim in zijn oog kunnen drukken, terwijl ik met mijn andere vingers zijn kaak vasthou? Wat een waanzin… Was ik maar een sterke vrouw, die haar hele leven potten op haar hoofd heeft getild en dit jochie ook wel de baas zou kunnen. ‘Een vriend wacht op me in Natate’ Sterke zet, eef. Nu zal ie vast schrikken. Ik maak me steeds oprechtere zorgen over de route die hij neemt. Ik had toch een paar herkenningspunten verwacht, maar herken helemaal niets van wat ik zie. Ik probeer te bedenken of het nou slim is om te laten blijken aan de meneer voor me dat ik het idee heb dat ie niet de goede route rijdt. Na lang wikken en wegen vraag ik hem welke route hij neemt. Hij zegt dat we er bijna zijn. Ik kijk om me heen, ken Natete best wel, maar ik herken wederom niks. Foute boel dus. Amai.

Vijf minuten later zit ik in de taxi in Natete. Mijn linkerbovenbeen leen ik uit aan de bil van de conducteur, die zijn taxi zo vol heeft geladen dat er nergens anders plek is voor hem. Ik geniet van hoe de kleine dorpjes er in het donker uit zien en hoe de meneer naast me zich ontfermt over of ik wel comfortabel zit.

1 opmerking:

  1. Wat fijn dat je zo hebt genoten in je eentje en er ongewild toch nog zo'n spannende episode van hebt weten te maken.

    BeantwoordenVerwijderen