Non Fictie/Fictie

vrijdag 15 maart 2019

Dokter Steen


Hij zat er al een hele tijd, en ik wilde dat hij weg ging. Eerst was hij nog bijna onzichtbaar geweest, maar naarmate de tijd verstreek had hij steeds meer de aandacht opgeëist.
Wie Eveline is? Die ronde vrouw met die pukkel bij haar oog!
Het moest maar eens afgelopen zijn. En dus besprak ik het met mijn huisarts die mij beloofde de pukkel zonder probleem heel mooi weg te kunnen halen. Hij had het bijna gretig gezegd. Misschien omdat ie blij was dat er tussen al die rare klachten waar ik mee kwam er ook eentje gewoon lekker makkelijk op te lossen was. Piece of cake. Maar zijn assistente plande het stukje cake bij een andere dokter in. Dokter Steen. Ik wilde niet kinderachtig doen en waarom zou Dokter Steen het niet net zo mooi weg kunnen branden als mijn eigen dokter? Hij klonk als een rots in de branding. Het was een praktijk met allemaal ervaren huisartsen dus ik deed mijn best te denken dat er geen reden was aan te nemen dat alleen mijn eigen dokter dit klusje zou kunnen klaren. De assistent beaamde dat en dus zat ik op de bewuste dag in de wachtkamer te wachten tot Dokter Steen me zou komen ophalen. Een jonge, fragile vrouw deed de deur van de wachtkamer open.
  ‘Hoi, ik ben Dokter Steen, arts in opleiding.’
Ze was geen rots in de branding realiseerde ik me meteen toen ik haar slappe hand voelde.
  ‘Die ingreep heb ik nog nooit gedaan,’ deelde ze droogjes mee toen ik haar had verteld waarvoor ik kwam. ‘Maar als de assistent zegt dat ik het kan, zal het wel goedkomen.’ Met mij kwam het vanaf dat moment niet meer echt goed.
Ze zette een verdoving in mijn wenkbrauw en terwijl ze met een hand een doekje op mijn oog drukte, rommelde ze met haar andere hand in de kast die ze nét kon bereiken. Ik denk niet dat ze doorhad hoe hard ze op mijn oog duwde. En ik snapte ook niet waarom ze me niet zelf dat doekje liet vasthouden. Ze rommelde verder en kon duidelijk niet precies vinden wat ze zocht. Toen ze weer opkeek, sprak ze de bemoedigende woorden ‘Jemig, het bloedt wel echt heel erg.’ Ze liep even naar de gang, allicht op zoek naar iemand die haar kon zeggen dat ze het niet hoefde te doen als het niet goed voelde. Maar ze trof denk ik niemand, want ze was binnen een paar tellen weer terug. Ze zette wat onhandig een soort brander in elkaar en ging voor me zitten, het ding in de aanslag. Ik vroeg nog met een dun stemmetje of ze niet moest checken of de verdoving wel werkte. Die werkte volgens haar altijd heel snel. Dus dat viel dan alweer mee.
Er ging een soort diepe trilling van de pukkel door mijn neus naar mijn andere oogkas toen ze de brander aanzette. Ik riep geschrokken dat ik gewoon van alles voelde. Ze fronste even haar wenkbrauwen en vroeg of het píjn deed. Ik wist even niet of het pijn deed, het was een gevoel dat ik nog nooit gevoeld had en moeilijk onder woorden kon brengen. Maar onaangenaam was het zeker. En ook niet iets wat ik verwachtte te voelen als er verdoofd was. Ze zette de brander weer neer en liep nog eens naar de gang om wederom binnen een paar tellen weer terug te komen.
  ‘Dan moeten we er misschien nog maar een verdoving in doen.’
Ik probeerde op mijn ademhaling te letten, en mijn klamme handen te negeren. Zou ik degene moeten zijn die nu zou moeten zeggen: hey het geeft niet als je het niet wilt of kunt doen. Ik kan wel wachten tot mijn eigen dokter tijd heeft. Dan kun jij misschien gewoon eerst een keer een pukkel op iemands onderrug wegbranden voordat je je waagt aan mijn oog?
Ik weet niet precies hoe ik tot de conclusie kwam dat ik dat toch echt aan haar vond om dat te zeggen. Ik vroeg dus alleen om een glaasje water, omdat ik me echt niet zo heel lekker meer voelde. Ze was druk met de nieuwe verdoving, dus die vraag kwam voor haar even niet uit. De nieuwe verdoving hielp. Waarmee ik dus voorzichtig concludeerde dat die eerste niet had gewerkt. Kon gebeuren. Ze stond weer met de brander in de aanslag. ‘Vol goede moed’ zou ik willen zeggen, maar dat was niet wat ik zag. De rots in de branding was verworden tot een paar marginale kiezeltjes. Ik probeerde het gesprek nog open te gooien zonder uit te spreken dat ik geen vertrouwen in haar had.
  ‘Gaat het lukken?’
  ‘Als de huisarts heeft gezegd, dat het heel makkelijk is, dan zal het wel gaan lukken.’
Het gaf niet zo veel vertrouwen.
Ze begon weer met branden. De onaangename trilling was weg, ik voelde enkel mijn hoofd flink op en neer schudden door de kracht waarmee ze het ding probeerde weg te branden. Ze stopte even.
  ‘Zo makkelijk als je dokter zei dat het zou zijn, is het echt niet,’ mompelde ze. Ik denk dat ze het college over patiënten geruststellen nog niet had gevolgd.
Ze stootte met verbeten blik met de brander tegen mijn oogkas aan. Het deed me denken aan mezelf als ik met een houtboortje in een betonnen muur probeer te boren. Ik denk dat we alle twee op dit moment klamme handen hadden en de vurige wens dat de ander een eind zou maken aan de situatie door uit te spreken dat we beter konden stoppen. Maar we zwegen allebei en het gezamenlijk ellendige gevoel bij dit moment zorgde helaas niet voor een gevoel van verbintenis.
Het was uiteindelijk dokter Steen die een eind maakte aan de situatie. Ze liet een vies donker stukje vlees zien. Ik werd nog wat misselijker. Misschien wilde ze laten zien dat de martelgang de schuld was van het grillige stukje vlees, en niet van haar onkunde. Ze zag er opgelucht uit. Ik voelde me helemaal niet opgelucht. Er zat een pleister over het slagveld geplakt, maar die moest er ooit weer vanaf. Ik wankelde op mijn benen bij die gedachte en liep zonder haar te bedanken de praktijk uit.

2 opmerkingen:

  1. zeker geen dokter Steen der wijzen.....
    beterschap!

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Twee jonge vrouwen die allebei niet voor zichzelf opkomen. Toch een wonder dat het zo mooi en onzichtbaar is genezen. Moet jullie beiden toch een enorme dosis zelfvertrouwen geven. Heb je dokter Steen wel laten weten dat haar eerste oogcorrectie goed gelukt is? Zal haar goed doen. Dorine

    BeantwoordenVerwijderen