Non Fictie/Fictie

woensdag 7 februari 2018

Floris' eik



Het was een grauwe dag toen de familie zich had verzameld rond de grote eik, door wiens kale takken de gure winterlucht blies. Haar bladeren vormden een donkerbruine deken rond de voet van de boom en het pad dat daarom heen liep. Vader en moeder stonden naast elkaar, ineengekrompen door de kou, maar nog meer door het intense verdriet. Elk gingen ze, los van elkaar, in gedachten terug naar die ene zinderende zomerdag. 

De zon had recht boven het kleine melkfabriekje aan de Zandberg gestaan, scherpe schaduwen van het stel op de grond tekenend. Sinds de Summer of Love hadden de twee, uitgerust met baard en bloemetjesjurk, via Nijmegen de halve wereld bereisd. Na onder andere Joegoslavië, India en Afghanistan, waren ze in de bloei van hun leven uitgerekend hier, in het Zuid-Limburgse dorp, op steenworp afstand van hun (schoon)ouders, weer terecht gekomen. Het fabriekje zouden ze de komende tijd zelf verbouwen tot een waar sprookjeshuis. Zij droeg de net geboren jongen op haar arm, hij droeg een zak met daarin de placenta die de baby negen maanden gevoed had. Deze had ervoor gezorgd dat de paar cellen in haar buik konden uitgroeien tot een puntgaaf lijfje, helemaal compleet en ontzettend klaar om de wereld in te duiken. Ze werden omringd door zomerse geluiden, het geblaat van de schapen in de wei achter hen, de fietsbel van een wielrenner die de berg af sprintte, het gezoem van bijen en hommels. Voor hen stond een klein stekje van een eikenboom. Ze werden niet gehinderd door enige haast, ademde rustig de heerlijke zomerlucht in, namen de prachtige dag in zich op en genoten met volle teugen van het moment en van elkaar. Hun jonge hond Ganja kwam van achter het huis aan rennen met kwispelende staart. Hij aaide hem met zijn vrije hand over zijn zachte kop. Daarna legde hij de moederkoek in het net gegraven gat, en samen zetten ze, terwijl zij de baby stevig bleef vasthouden, het stekje erbovenop. Floris' eigen eikenboom was een feit. 

De boom groeide uit tot een prachtige grote eik terwijl onder zijn bladerdek niet alleen de kleine Floris maar later ook zijn drie zusjes speelden en groot werden. Samen met de kleurrijke bloemenzee om hem heen vormde hij een paradijselijke entree naar het huisje aan de Zandberg. Het vrolijke kinderspel van het viertal onder die groter wordende boom -taartjes bakken in de zandbak, geitjes knuffelen, bloemetjes plukken, busje schoppen, hutten bouwen- maakte langzaam plaats voor dwarse buien van de opgroeiende kinderen, steeds groter wordende broer- en zussen ruzies, opgevoerde brommertjes en verstopte wietplanten tussen de bloemenpracht.

De groeven in de bast van de eik werden steeds dieper, de kroon zo imposant dat zijn takken elk jaar een grotere schaduw wierpen op het keukenraam. Fietsen van vrienden en eerste vriendinnetjes werden op het pad voor de eik neer gegooid, na school of voor en na het stappen.

De top van de eik had de nok van het huisje al geëvenaard toen de wortels opeens de grond voelden schudden. Er had een kleine aardbeving in het huis plaatsgevonden; verdriet en wanhoop voerden ineens de boventoon, nadat Floris, inmiddels al bijna een volwassen jongen, van het dak was gevallen, een coma en hersenletsel tot gevolg. De kaal wordende takken van zijn eik vormden een haag toen hij na een lange periode van revalideren weer thuiskwam.

De dorren bladeren bedekten de ooit zo mooie bloementuin aan de voet van de boom, die niet meer werd bijgehouden nadat de moeder elders was gaan wonen.

 En nu stonden ze toch weer naast elkaar, bij die enorme eik. Vader was inmiddels al zijn lange haar verloren, zijn kale hoofd werd door een zwarte muts beschermd voor de winterse temperaturen. Moeder was door de tand des tijds wat gekrompen -al ontkende ze dat zelf nog.  Hun schouders hingen naar beneden, gezichten gegroefd. Ze stonden in de strenge koude lucht naast elkaar, beide hun huidige partners naast zich. Daarnaast de drie dochters, alle drie inmiddels elders geworteld. Hun mannen hielden ze vast terwijl een nieuwe generatie met rode winterwangen rond de boom rende. Ze stonden daar in de grauwe ijzige lucht, omringd door het constante geruis van de snelweg, vaag vermengd met de geur van de stroopfabriek een eindje verderop. Iemand ontbrak. De vader en moeder hielden gezamenlijk een urn vast, de urn waarin na 39 lentes het lijf van hun zoon was gereduceerd tot duizenden asdeeltjes. Ze stonden als verstijfd, elke vezel in hen leek zich te verzetten tegen de actie die ze nu dienden uit te voeren. Een gedicht klonk. En heel langzaam lieten ze elk asdeeltje voor een laatste keer kort door de Schinnense lucht dwarrelen, om vervolgens neer te komen bij de voet van de eik. Zijn eik.

Even leek het of het nooit meer lente zou worden.


opdracht schrijfcursus: schrijf een verhaal waarbij je speelt  met vertraging en versnelling

3 opmerkingen:

  1. terwijl mijn spotify Reverie van Isaac Gracie speelt, lees ik het verhaal dat ik al ken, maar nog niet zo opgeschreven had gezien. mooi geschreven Eef.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Prachtig en ontroerend beschreven Eveline.
    Roept ook bij mij heel wat bijzondere herinneringen op aan een tijd die voorbij is.
    Gelukkig wordt het toch altijd weer Lente! X

    BeantwoordenVerwijderen